Kunst maken is net werken

Tsjalling Venema
Martino Genchi, EIN RICHTIGEN MANN (2011)

Op uitnodiging van een bevriende verzamelaar bracht ik kortgeleden een bezoek aan een speciale VIP-bijeenkomst in SM’S voor de tentoonstelling BYTS. De Bosch Young Talents Show is een expositie met werk van jonge kunstenaars, samengesteld door gevestigde kunstenaars uit steden die een relatie met Jheronimus Bosch hebben. De talenten worden voorgedragen door scouts met klinkende namen, zoals Hans Op de Beeck, Ryan Gander, Jean-Marc Bustamante, Bik van der Pol en Jon Kessler.

Alle deelnemers werden flink in de watten gelegd: ze werden naar Nederland getransporteerd, ondergebracht bij een gastgezin, rondgereden langs alle goede musea en naast de reguliere opening van de tentoonstelling was er dus de bijeenkomst waar ik naartoe ging. Toegegeven, er waren slechts zo’n twintig verzamelaars en een stuk of tien galeriehouders aanwezig. Dat mocht de pret niet drukken, want onder hen waren ondermeer Ron Mandos, Gabriel Rolt en natuurlijk ondergetekende als jong blaadje aan de galerieboom.

Tijdens het bekijken van de tentoonstelling waren maar weinig jonge kunstenaars te vinden. We spraken met een enkeling over zijn werk, zoals de sympathieke Martino Genchi uit Venetië, die een wandsculptuur had gemaakt van ruim elfduizend gipsschroeven. Toen we na anderhalf uur rondkijken de bar inliepen bleek echter waar iedereen zat. Aan twee lange tafels in de heerlijke herfstzon zaten veertig twintigers druk te netwerken – met elkaar.

Zoals mensen gewoonlijk doen schoven wij ook aan bij de mensen die we kenden, maar eigenlijk had ik wel een paar kunstenaars willen spreken. Met moeite lokaliseerde ik er een die ik interessant vond. Na een wat moeizaam gesprekje, dat werd gadegeslagen door een vijftal anderen, verschool ik me maar weer achter mijn glas witte wijn.

Bij ons vertrek vroegen de verzamelaar en ik een paar van de deelnemers waarom ze niet bij hun werk stonden om ons te ontmoeten en uitleg te geven. Dat verzamelaars graag praten met de mensen wier werk ze misschien willen kopen en dat galeriehouders niet voor niets een dag opofferen uit hun drukke schema.

Van de antwoorden zakte bij ons beiden onze broek af. Verkopen – en dus de aandacht van verzamelaars en galeries – was helemaal niet belangrijk. ‘Ik hoef niet rijk te worden’ en ‘Ik heb al een bijbaan, dus ik hoef geen geld met mijn kunst te verdienen’ kregen we te horen. Verbazingwekkend was een Fransman die zei: ‘Ik hoef helemaal niet internationaal te exposeren, dat interesseert me niks.’

De luchtigheid en het gebrek aan interesse van deze kunstenaars van begin twintig maakten me kwaad. Ik begrijp echt niet waarom ze zo blasé doen over een geweldige kans die hen in de schoot wordt geworpen. Misschien waren deze kunstenaars niet representatief voor de rest, maar het algemene gebrek aan interesse voor de ‘bobo’s’ was opvallend.

Natuurlijk maak je kunst omdat je jezelf en je ideeën wilt uiten, en die wilt laten zien. Maar dan ben je juist toch blij met een tentoonstelling in het buitenland, lijkt mij? En zelf zou ik als kunstenaar graag horen wat mensen met serieuze interesse in kunst over mijn werk te zeggen hadden.

Maar misschien heb ik het wel helemaal verkeerd begrepen. Misschien waren de kunstenaars wel helemaal murw van de indrukken van de laatste dagen en konden ze niet nog een dag doorgaan met netwerken. Moesten ze energie bewaren omdat hun gewone werk de volgende dag weer zou beginnen.

En misschien is dat ook wel de wrange toekomst van de Nederlandse kunsten als straks alle bezuinigingen zijn doorgevoerd. De kunstenaar wordt monddood door vermoeidheid. Veertig uur per week werken, daarnaast nog kunst maken en die nog zien te verkopen ook. Al wordt het je op een presenteerblaadje geserveerd, dan liever naar de bar.