Handjeklap met champagne

Willemijn van der Zwaan
Supertrash, winter 2013/2014

Vorige week draaide het circus van de fashion week in New York op volle toeren. De blogs staan vol met foto’s van fashionista’s die door de sneeuwstorm naar de shows proberen te komen, en van de nieuwste collecties van ontwerpers als Alexander Wang, Jason Wu en Prabal Garung. Amsterdam beleefde zijn fashion week al weer een paar weken geleden. Dat is voor mij als modeliefhebber een vreemd evenement. Amsterdam valt buiten de hegemonie van New York, Londen, Milaan en Parijs en heeft dus weinig in te brengen op internationaal modegebied. Maar aan de andere kant is het plaatselijk talent niet te versmaden, zoals ook dit seizoen weer bleek.

Claes Iversen toonde een krachtig en elegant silhouet, terwijl de sprookjesachtige creaties van Dennis Diem niet zouden misstaan op de catwalk in Parijs.  Uiteraard waren er ook epische dieptepunten om van te smullen, zoals de Supertrash show, waar modellen in goedkope sm-toga’s op versierde Segways de catwalk op en neer reden. Mijn persoonlijke hoogtepunt van deze Amsterdam Fashion Week was echter dat ik voor het eerst voor een ‘echte’ modeshow was uitgenodigd. Ik mocht naar de show van Marga Weimans: een visueel spektakel, waar de meest ingenieuze architectonische stukken voorbij kwamen op de catwalk.

Terwijl ik daar op de zesde rij zat (een mens is meteen op zijn plaats gezet), kijkend naar wonderbaarlijke creaties en opgesmukte BN’ers front row, moest ik denken aan een artikel van modejournalist Maya Singer waarin ze stelt dat er altijd wel ergens op de wereld een fashion week bezig is. Een modeweek is een evenement waar ontwerpers hun kleding tonen aan inkopers en de pers, wat gepaard gaat met veel modepaparazzi bij de ingang van shows en feestjes tot in de late uren. New York, Londen, Milaan en Parijs zijn van origine dé steden waar de belangrijkste merken hun collecties showen tijdens modeweken, maar door de globalisering van mode de laatste jaren hebben ze niet langer het alleenrecht op talent. De fashion weeks van steden als Stockholm, Berlijn, Kopenhagen en Sydney hebben eveneens een plek op de modekalender verdiend als podia voor upcoming plaatselijke ontwerpers.

Bij de kunstversie van de modeshow, de kunstbeurs, is een vergelijkbare evolutie te zien. In de jaren zeventig bestonden er drie belangrijke beurzen: Art Cologne, Art Basel en Art Actuel in Brussel. Meer waren niet nodig. Ruim veertig jaar later worden er  wereldwijd bijna 200 beurzen per jaar georganiseerd en steeds komen er weer nieuwe bij. Daarnaast zijn er in de laatste decennia zo’n honderd internationale biënnales uit de grond gestampt, die weliswaar niet bedoeld zijn als commercieel evenement, maar wel direct samenhangen met de ontwikkelingen in de kunstmarkt en wat daarin aangeboden wordt.

Er zijn meerdere redenen voor de exponentiële groei van kunstbeurzen de laatste jaren: de noodzaak om een nu-of-nooit situatie te creëren om te wedijveren met veilinghuizen en een manier om het globale bereik van een galerie te vergroten. Beurzen zijn zo essentieel geworden voor de kunstverkoop dat je als galerie gedwongen bent mee te doen, wil je overleven.  Liefst moet een galerie door meerdere beurzen per jaar geaccepteerd zien te worden, die verspreid zijn over meerdere continenten, waar men steeds weer nieuw werk aanbiedt. Dit beursmodel legt een grote druk op galeries: het kost veel geld en mankracht om mee te kunnen doen aan de belangrijkste edities en ook om nieuw werk te kunnen tonen.

Net als fashion weeks bieden tegenwoordig ook art weeks een podium aan lokaal talent. Niet zozeer op de kunstbeurzen zelf, want voor beginnende kunstenaars is het niet makkelijk bij een grote galerie terecht te komen. Wel worden er vaak talloze randevenementen georganiseerd waar de drempel wat lager is om binnen te komen.  Neem Art Rotterdam onlangs: naast het main event in de Cruise Terminal waren er Re:Rotterdam op het Blaak, Art at the Warehouse en Raw Art Fair aan de overkant van de Cruise Terminal en Object Design Fair in het NAi. Kortom: de hele stad stond in het teken van kunst en design tijdens deze Rotterdam Art Week. Dat heeft gewerkt; Art Rotterdam trok een record aantal van 16.000 bezoekers, waarvan de andere initiatieven zeker een graantje van meegepikt hebben.

Rotterdam is niet de enige met zo’n art week. Zo vond vorige week de eerste editie plaats van de Stockholm Art Week (twee weken na Stockholm Fashion Week), waarin verschillende beurzen tegelijkertijd werden georganiseerd, zoals de hedendaagse kunstbeurzen Market en Supermarket, en de eerste editie van PhotoMarket, een fotobeurs in het Fotografiska fotomuseum waar acht van de bekendste fotogaleries ter wereld voor zijn uitgenodigd.

Zowel de mode- als kunstweken zijn fenomenen die veel van hun deelnemers vergen: modejournalisten en inkopers moeten de hele wereld afreizen op zoek naar het nieuwe modetalent en om op de hoogte blijven van de laatste trends. Galeriehouders moeten op hun beurt de aarde rond om mee te doen aan de ene na de andere beurs. Toch levert al die moeite veel op. De shows en beurzen zorgen voor reuring in de tent en ze creëren een buzzy atmosfeer die mensen aantrekt. Veel bezoekers komen vooral voor een hip evenement, maar gaan (al dan niet gepland) alsnog naar huis met een kunstwerk of het voornemen die ene jas aan te schaffen. Ouderwetse handjeklap, kortom – maar dan met veel champagne.

Marga Weimans, winter 2013/2014
Art Rotterdam (Foto: Art Rotterdam)
Art at the Warehouse (Foto: Sophie Zürcher)