Sander in the City

Lise Lotte ten Voorde

‘Stadse verwonderingen’, dat is hoe Sander Uitdehaag zijn drijfveer om te fotograferen omschrijft. Al gedurende zijn academietijd raakte hij in de ban van de stad, van de voor iedereen toegankelijke geheimen die zij herbergt. Hij ontwikkelde een zwakke plek voor de levens die zich tegelijk en naast het zijne afspelen, de choreografie van het verkeer, de solodans van een vrouw in een rode duffelse jas. Daarvan wilde hij kijkers deelgenoot maken, hen zijn eigen speur-en-sta-stil-tocht laten herbeleven voor een intensere ervaring van de dagelijkse omgeving.

Uitdehaag kwam er op een bepaald moment achter dat hij foto’s, ook zijn eigen, het meest waardeerde als ze hem verrasten, als er iets van toeval in het beeld was geslopen. Hij experimenteerde om daar zoveel mogelijk van in zijn foto’s te krijgen. Zo gaf hij zijn camera eens aan een blinde man. Elke keer als Uitdehaag vast zat in een file of een trein vol forenzen, stuurde hij de blinde man een sms: “Nu!” “Nu!”, zei ook de metalen stem van de dame in diens telefoon. Waarop de man de camera uit zijn zak haalde en afdrukte. Uitdehaag moet gefantaseerd hebben over wat er op die foto zou staan. Door het moment te kiezen werd hij op afstand toch onderdeel van een stadse scene. Als ware hij een regisseur, of God.

In A publication in the name of P komen stad, fantasie, regie en toeval samen. Het is een experiment waarvan niemand weet wat de parameters zijn, wie de wetenschapper en wie het proefkonijn. P bestaat niet echt, schrijft de eveneens verzonnen A.J., die met een niet nader benoemde man middels correspondentie werkt aan de vertelling van de fictieve dwalingen van een verzonnen karakter. Ze wisselen ideeën en een stroom documenten uit, tot het abrupt eindigt. Dan duikt er een doos op met dagboeken, plattegronden, aantekeningen, foto’s en een paar (van het wandelen?) afgedragen schoenen. De hoofdvraag is: zijn onderzoeker en bedacht proefkonijn samengesmolten?

Hiermee gaat het boekje op zakformaat van start. Het staat vol met schetsen, foto’s, kaarten, krabbels en lijsten met dingen waar een wandelaar zich in potentie over zou kunnen verbazen. De dingen uit de doos van P. Hoewel alles erop wijst dat je in de maling wordt genomen, doen die eerste paar pagina’s goed hun werk; ze planten je in een fictieve stad op een gefantaseerde zolderkamer naast een niet bestaande doos vol verzonnen schatten.

Maar naarmate meer pagina’s volgen, neemt de verwarring toe. De ‘gevonden documenten’ lijken willekeurig over de pagina’s verspreid. Aantekeningen zijn onleesbaar, er bestaat te weinig samenhang. In plaats van het leven van een straatslenterend persoon binnen geleid te worden, hetgeen de titel suggereert, worden je slechts puzzelstukjes van dat verhaal aangereikt. Je krijgt de verbazing van de maker, niet de wonderlijke avonturen van P. Je krijgt een bouwpakket. En dus knaagt er iets. De inleiding belooft een avontuur, een speurtocht naar P of de onbekende persoon die de doos heeft achtergelaten. Een verklaring, een bloedstollende ontknoping. Maar nee, je moet het doen met je eigen interpretatie.

Uitdehaag en Gers zouden een voorbeeld kunnen nemen aan Any resemblance to existing persons is purely coincidental/Stories of mister Wood uit 2006 van Martine Stig en Vanessa van Dam, waarvoor de makers uit verschillende echte mensen een karakter hebben geschapen. Hun eigen wandelingen dienden als uitgangspunt. Hoewel realiteit en fantasie hier veel dichter bij elkaar liggen, zijn de mogelijke wendingen veel onvoorspelbaarder dan dit van nul verzonnen verhaal. Toch is er ook een positieve keerzijde. Je kunt A publication in the name of P namelijk ook interpreteren als aansporing om beter om je heen te kijken, je meer te verwonderen. De werkelijkheid biedt aanknopingspunten genoeg, ook voor een fantasie. Daar kunnen we best wat hulp bij gebruiken af en toe, en Uitdehaag zou een prima gids zijn.

A PUBLICATION IN THE NAME OF P
Sander Uitdehaag en Ilke Gers
Dutch Art Institute (2012)
ISBN: 978 94 90294 44 1