Van festivalganger tot fabrieksarbeider

Wouter Bernhardt
Festival Henk in de Fabriek, Amsterdam

Het festival als kunstvorm, dat is waar het HENK allemaal om draait. HENK, een wat ietwat eigenzinnige festivalorganisator, zoekt in dit kader al bijna vijf jaar naar een hybride festivalvorm waarbij muzikale live-acts en beeldende kunst centraal staan. Met zijn meest recente feest Henk in de Fabriek, dat zaterdag 13 april plaatsvond in de voormalige loods van de NDSM, lijkt hij dit ideaal het dichtst te hebben benaderd; de bezoeker maakte integraal onderdeel uit van een setting waarin kunst en muziek zichtbaar met elkaar verweven waren.

Het introductiefilmpje maakte het thema van het festival duidelijk. De twee kerels die doodsaai werk verrichten aan een lopende band deden me denken aan Charley Chaplins film Modern Times (1936). Ook hier zien we fabrieksarbeiders die met een tragikomische droogheid het oersaaie fabriekswerk uitvoeren.

Nog voordat ik het terrein van de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij goed en wel betreden had, werd ik opgewacht door enorme kluwen dranghekken. Het was de eerste interventie die de toekomstige fabrieksarbeiders – hippe twintigers die vers van het pontje afstrompelden – dwong een volkomen onnodige omweg te nemen, alvorens zij een blauw of rood bandje om de pols mochten wringen. Vervolgens moesten de handen nog even gewassen worden, maar daar stonden we dan; gemerkt, gewassen en klaar voor de arbeid.

Welke arbeid wij als jonge cultuurliefhebbers konden verrichten, bleef nog even een raadsel. Werd hier de draak gestoken met de verwende Amsterdammer, een mondig individu dat wars is van grote collectieven of noeste arbeid? Of werd er juist een oproep gedaan om ons in ons vrije moment te verenigen?

In het midden van de grote ruimte stond het pièce de résistance; een veertien meter hoge kubus opgebouwd uit steigers die dienstdeed als podium. Rondom deze toren stond een uitgelaten menigte zich in het zweet te werken op een diepe, pulserende beat. Op het bouwwerk kon men ondertussen een legertje mannen in bruine overalls herkennen die druk in de weer waren met het verslepen en tillen van lege kartonnen dozen en hulzen. De performance deed mij wederom denken aan het geestdodende werk aan de lopende band, een schijnbaar nutteloze bezigheid als je niet in staat bent het grotere plaatje te bevatten.

Ik vroeg twee willekeurige festivalgangers of ze zich bewust waren van de rol die zij vervulden binnen het festival. “Natuurlijk”, was hun antwoord, “wij zijn de arbeiders en zorgen ervoor dat de fabriek blijft draaien.” Zij wezen me op het feit dat het publiek was onderverdeeld in mensen met rode, en mensen met blauwe bandjes. Mensen met rode bandjes kregen rode consumptiemuntjes, en mensen met blauwe bandjes kregen de blauwe muntjes. Het leek een geslaagd gedragsexperiment, maar in de praktijk te weinig dwingend om echt indruk te maken. De muntjes hadden geen verschillende waarden, her en der waren enkele rode en blauwe aanwijzingen opgehangen, maar nergens verplichtten ze je tot een bepaalde handeling.

Het zette wel verder aan tot het denken over de manier waarop wij jongeren in grote groepen bij elkaar drommen om ons te vermaken. Anders dan bij echte fabrieks- of kantoorarbeid, waar het individu wordt teruggebracht tot een BSN-nummer, lijken wij het in de fabriek van HENK geen enkel punt te vinden slechts een klein radertje in een groter geheel te zijn. Sterker nog, we dansen uitgelaten op hetzelfde elektronische ritme om onze individualiteit maar even los te mogen laten en op te gaan in die massa.

Het spreekt voor zich dat HENK geprobeerd heeft zijn bezoekers bewust te maken van de rol die zij vervullen op het festival. Toch misten de maatregelen soms wat pit. Over de dranghekken bij de ingang klom men heen, de installaties draaiden slechts in stilte, en de verdeling in rood en blauw werd door weinigen opgemerkt. In hoeverre kunnen beeldende kunst en muziek op een dergelijk festival eigenlijk met elkaar versmelten? Turend op mijn langgerekte en keurig verzorgde festivalprogramma, dat ik had bemachtigd uit de fraai verzonnen ‘handleidingmachine’, mijmerde ik verder over de kunstzinnige aspiraties van HENK. Ik luisterde naar een nieuwe live-set toen deze plotseling stilviel. De muziekliefhebbers, die zich in dichte drommen om de kubus hadden verzameld, wendden hun blik vol verwachting naar de dj. Die nam echter samen met de volledige arbeidersbemanning plaats op één van de vijf verdiepingen van de steigertoren. Een scherpe stem schalde door de grote fabriekshal en liet iedereen in grote verwondering nadenken over de artistieke ingrepen die van Henk in de Fabriek een bijzonder festival maakten: “Dames en heren, arbeiders der Lage Landen, wij zullen nu vijf minuten schaften. Haalt uw boterham met leverworst en smeerkaas tevoorschijn en zet u neder. Over vijf minuten gaan wij verder.”

Lotte de Boer, UNTITLED (2013)
Festival Henk in de Fabriek, Amsterdam