Pijn en liefde

Lennard Dost
Alle Jong, foto van wand met tekeningen in zijn atelier

Drie jaar geleden overleed de moeder van kunstenaar Alle Jong (1988) na een kort ziekbed aan kanker. De gebeurtenis heeft vanzelfsprekend een enorme impact gehad op zijn leven. Recent heeft Jong, woonachtig in Groningen, een klein kinderportret van zijn moeder gemaakt. Toen ze ziek was moet ze zich volgens hem namelijk als een klein kind in een volwassen lichaam hebben gevoeld. ‘Wat op haar afkwam, was zo groot, waarschijnlijk was het voor het eerst sinds haar jeugd dat ze over iets verwonderd raakte. Normaal gesproken ontgroei je dingen en kun je putten uit levenservaring. In dit geval kon dat niet.’ Sterven is inderdaad een stap richting het grote onbekende. Jong treurt om wat er nooit meer is, maar vergeet de schoonheid niet van wat hij heeft meegemaakt.

Ook bij zijn nieuwste project, een reeks portretten van kinderen uit Nederland die tijdens De Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen, voel je pijn, maar ook liefde.

Lennard Dost: Kun je iets vertellen over hoe je met dat project bent begonnen?

Alle Jong: In 2012 verscheen een boek met de namen van alle achttienduizend Nederlandse kinderen die tijdens WOII zijn omgekomen, getiteld In Memoriam – De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945. Van slechts drieduizend kinderen vonden auteur Guus Luijters en beeldredacteur Alline Pennewaard een foto terug. Er is in 2012 ook een tentoonstelling geweest van dat project, in het Stadsarchief van Amsterdam. Op die expositie waren onder andere de bijna drieduizend foto’s te zien, gerangschikt per transport van kamp Westerbork naar de vernietigingskampen. Naar aanleiding van die tentoonstelling zijn nog zevenhonderd foto’s binnengekomen. Luijters en Pennewaard hebben toen een addendum uitgebracht. Uit dat tweede boekje heb ik een aantal foto’s geselecteerd en aan de hand daarvan meerdere portretten gemaakt. Het eerste portret was dat van het meisje Rosette van Beugen. Toen ik twee weken later op een online archief zocht op haar naam, kwam ik erachter dat ze in Groningen heeft gewoond aan het Gedempte Zuiderdiep, vlakbij Academie Minerva. Vanaf die kunstacademie, waar ik ben opgeleid, blijk je haar huis te kunnen zien. Dat gaf me zo’n raar gevoel… Dat meisje heeft hier gelopen, hier gespeeld. Toen ik dat eerste portret van Rosette maakte, kwam het meteen zo dichtbij.

LD: Je kijkt terug, maar tegelijk is het niet jouw eigen geschiedenis waar je naar terugkijkt…

AJ: Klopt. Ik besefte ook goed welke gevoeligheden er komen kijken bij een dergelijk project. Ik ben erg voorzichtig bij dit werk. Voordat ik begon heb ik me afgevraagd: moet ik dit wel doen? Mag ik deze geschiedenis wel aanraken? En daarna: waar wil ik dat het werk straks terechtkomt? De context van waar het wordt getoond moet goed voelen. Stel dat een museum straks bij me aanklopt, of een verzamelaar; wil ik dat werk dan wel exposeren of het van de hand doen? Ik denk daar veel over na.
Je kunt het echter ook van een andere kant bekijken: stel dat deze doeken bij een verzamelaar of museum terecht komen, dan kunnen de kinderen in zekere zin geadopteerd worden. In dat geval is een stukje van deze geschiedenis weer veiliggesteld. Ik bescherm deze kinderen eigenlijk.

LD: Het zijn ‘jouw kinderen’ geworden.

AJ: Absoluut. Rosette is een soort zusje van mij geworden. Kijk, je hebt natuurlijk heel veel rampen die je kunt schilderen maar deze ramp komt zo dichtbij. Het is nog maar ongeveer zeventig jaar geleden dat in Auschwitz op sommige dagen twaalfduizend mensen werden vermoord. Twaalfduizend mensen! Per dag… Je kunt het je gewoon niet voorstellen. WOII zegt iets over hoe wij als mensen kunnen ontsporen. Die boodschap, die is ontzettend belangrijk.

Ook in ander werk van Jong speelt WOII – en breder: de jaren 40 – een belangrijke rol. Bijvoorbeeld in het geval van de twee schilderijen die hij maakte van een raamkozijn in een buitenverblijf van Adolf Hitler. 

AJ: Een paar jaar geleden zag ik een foto van het Berghof-verblijf van Hitler, gelegen onderaan de Obersalzberg. Hij kwam daar graag en heeft er veel besluiten genomen. Er zat een groot raam in zijn villa. Ik stel me zo voor dat hij daar heeft gestaan, starend naar het omringende landschap. Ik heb dat raamkozijn geschilderd, en dus eigenlijk zijn venster op de werkelijkheid. Het is een soort schuldige architectuur die je ziet. In het ene doek, gebaseerd op een vroege foto, zit het raam nog in het kozijn. De spijlen van het raam zijn een soort tralies die over de wereld vallen, over Europa. In dat andere schilderij is het verblijf reeds gebombardeerd en ontbreekt het raam. Je kijkt door een leeg kozijn naar buiten. Maar ondanks de vrijheid, en alle schoonheid buiten, zit er nog steeds een zwarte rouwrand van as om het kozijn en dus om ons uitzicht heen.

Jong wil er maar mee zeggen dat je die geschiedenis blijft voelen. De as is weliswaar van onze cameralens geveegd maar in het binnenste van de machine heeft de smurrie de techniek behoorlijk aangetast. Of we na wat gebeurd is ooit weer onbevangen kunnen kijken, zal moeten blijken. Maar erg waarschijnlijk is het niet. De ogen van de mens zijn door de jaren heen geleidelijk aan iets doffer geworden. En dat hebben we, als we eerlijk zijn, uiteindelijk helemaal aan onszelf te danken.

Alle Jong, ROSETTE VAN BEUGEN (GRONINGEN 15 DECEMBER 19933 - SOBIBOR 9 JULI 1943) (2013)