Melancholieke magie

Cornelie Samsom

Op een stormachtige dag beklim ik de trappen van de Koornmarkstpoort in Kampen, een middeleeuwse toren waar vroeger wapens en gevangenen werden opgeborgen, maar nu dient als expositieruimte. Binnen is Room full of once te zien, een tentoonstelling met werk van beeldhouwster Sylvia Evers.

Bij binnenkomst zie ik een staande figuur bij het raam met twee voor zich uitgestoken handen, die niet van hem zelf lijken te zijn. Zijn het de handen van een vreemde die hij noodgedwongen voor zich uit torst? Of zijn al zijn krachten samengebald in die twee dooraderde grote vuisten, terwijl hij zelf op de achtergrond blijft?

In haar keramische beelden weet Evers de wereld van mens en dier, kind en volwassene, droom en werkelijkheid als vanzelfsprekend aan elkaar te smeden. De rug van een slapend jong hert ziet eruit als de rug van een kind, terwijl zijn kop rust op een bijna menselijk volwassen dijbeen. Het lijf van een hert dat in de spiegel kijkt oogt als dat van een ranke vrouw. Zijn groene huid is bijna elfachtig, maar de lichaamshouding is fel: hij is op zijn hoede. Aan een schouw hangt ogenschijnlijk machteloos een haas ondersteboven aan zijn achterpoten. Spieren spannen in de poten en nek. Hoezo, zielig? Hier is alles nog mogelijk.

Voor de toeschouwer lijken de beelden even openhartig als ongenaakbaar. Hun blik is naar binnen gekeerd, de vorm dan weer gedetailleerd, dan weer bijna abstract. De ongrijpbare aanblik ervan maakt dat je je afvraagt wat er gebeurt als je niet kijkt. Dat is een intrigerende en bindende factor binnen deze tentoonstelling: de figuren die er te zien zijn gaan meer over de hen omringende ruimte – tot hier en niet verder – en over wat er nog kan komen, dan over henzelf.

Het slapende hert wil ik aaien, oppakken, wakker maken, in de ogen kijken. Maar de rug van het beest is trots, alert: raak me niet aan. Ik denk aan mijn eigen gedrag in relaties. Waar liggen de grenzen van het hart? Wanneer sluit je iemand buiten, of kom je te dichtbij? Zo brengt een slapend hertje me bij grote thema’s als liefde en angst voor nabijheid.

Ook voor wie geen behoefte heeft aan ernstige en gevoelige introspectie valt in deze tentoonstelling genoeg te beleven. Zoveel vakmanschap en oog voor detail, terwijl de kunstenaar genoeg ruimte laat voor interpretatie: het is een ingetogen feest om naar te kijken. Complimenten voor de ruimtelijke en sobere presentatie, waarbij de beelden mooi zijn geplaatst ten opzichte van het (schaarse) aanwezige daglicht. De kunstverlichting is echter te huiselijk: op sommige plekken is de ruimte bijna knus, iets wat moeizaam strookt met de koele en raadselachtige uitstraling van sommige beelden.

Prachtig is de presentatie in de nok van de toren, waarin het bovenlichaam van een vrouw met achter zich een verenkleed alleen in de ruimte is geplaatst. Hier komt alles samen in een soort melancholieke magie: de eenzame figuur van wie je niet weet wie of wat ze precies is, de ontroering die haar kwetsbare verenkleed oproept, de stormachtige wind die buiten om de toren giert, de geschiedenis van het gebouw en die van de wereld daarbuiten.

Evers lijkt verwant aan kunstenaars als Kiki Smith, die eveneens mythische wezens portreert waarin tegengestelde werelden zich met elkaar vermengen. Tijdens de tentoonstelling schiet me het werk Rapture van Smith te binnen, een beeld van een jonge vrouw die als herboren uit het lijk van een wolf stapt. Zulke werken kunnen dreigend, in zichzelf gekeerd of droevig zijn, ze zijn bovenal romantisch, terwijl ze ons herinneren aan een verleden waarin bovennatuurlijke krachten nog vanzelfsprekend waren.

Soms knaagt de afstandelijkheid, en verlang je naar een misverstand, barst, litteken of grimas. Op zolder ligt een veer van keramiek naast de vogelvrouw: gevallen. Het is een mooi gegeven: een veertje dat heeft losgelaten, als teken van dat er iets bewogen heeft. Ik denk aan Veertje, een personage uit het jeugdboek Ik wou dat ik anders was van Paul Biegel: een meisje dat soms een meisje, soms een veertje is. De wezens van Evers balanceren precies op die grens: van wel en niet zijn, leven en dood, mythe en werkelijkheid. 

Room full of once is een stille, maar ver van tamme tentoonstelling die de toeschouwer nog lang bijblijft. De kracht van Evers ligt in het bescheiden en onderzoekende vakmanschap waarmee ze haar halfwezens op de wereld zet. Als kunstenaar slaagt ze erin een mysterieus en tegelijk herkenbaar universum te laten ontstaan, dat nergens op lijkt. Wel, en toch weer niet. De tentoonstelling is hierdoor bij vlagen eenzaam. Soms voelen ze bijna als een onbereikbare liefde, die beelden. Dat maakt dat je ze achterna wilt reizen, naar een volgende expositie.