6e Sybren Hellinga Kunstprijs: “Another string at my harp to play with”

Judith Spijksma
Pernille Lonstrup, SPEAK IF YOU CAN, OTHERWISE SING IT (2013), Foto: Aimée Terburg

De verkeerde dingen op het verkeerde moment zeggen; een ding zeggen maar het andere bedoelen; de woorden op het puntje van je tong hebben liggen maar ze niet kunnen spreken. Mensen met afasie, een stoornis die de taalbeheersing bemoeilijkt, ondervinden continu dit soort problemen. Taal is voor hen geen vanzelfsprekendheid. Pernille Lonstrup (Kopenhagen, 1977) verbleef vier weken in Beetsterzwaag in Kunsthuis SYB. Daar werkte zij aan de geluidsinstallatie Speak if you can, otherwise sing it. Een installatie rondom taal, afasie en het onvermogen jezelf verstaanbaar te maken. Taal is, in de breedste zin van het woord, het vertrekpunt van Lonstrup. Niet verwonderlijk; al van jongs af aan ondervond Lonstrup problemen met het beheersen van haar moedertaal, het Deens. “Ik ben dyslectisch, het kostte me lange tijd om te leren lezen en schrijven. Ik voelde me in dat opzicht een outsider, doordat ik de taal niet eigen kon maken. Nu heeft taal voor mij niet meer die negatieve connotatie die het toen wel had. Ik zie het nu meer als iets fragiels.”

Met haar werk bevraagt Lonstrup het taalsysteem en het functioneren ervan in de communicatie tussen mensen. Tijdens haar afstuderen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag wilde Lonstrup haar scriptie schrijven over de overbodigheid van taal. Dit bleek een zinloze onderneming, al was het alleen maar omdat je taal nodig hebt om dat te kunnen aantonen. “Maar ik kan taal wél opvatten als iets dat tekort kan schieten. Het is een automatisme en we gaan er altijd vanuit dat die goed geoliede machine wel loopt. Maar die opvatting van taal als goed geoliede machine deel ik niet. Ook al beschik je over een goed taalvermogen, taal blijft een kwetsbaar communicatiemiddel en je kunt erin verdwalen.” Lonstrup stelt de vraag wat er gebeurt als de machine hapert, uit elkaar valt en stuk slaat. Met haar werk ondermijnt zij niet alleen dit communicatiemiddel, ook zoekt zij steeds een uitweg uit de taal.

Deze uitweg lijkt Lonstrup gevonden te hebben tijdens de Master Artistic Research aan de KABK, die verbonden is met het conservatorium. Hier leerde zij nieuwe mogelijkheden voor haar eigen werk kennen. Waar Lonstrup eerst vooral met video werkte, is haar werk uitgebreid met performance en geluidsinstallaties waarin muziek een belangrijke positie inneemt. “Ik kwam erachter dat ik niet alleen met video kon werken, maar ook met koren, zang, performance en muziek en dat ik deze samen kon brengen met tekst. Het gaf mij een extra snaar om mee te spelen.” Een extra snaar die leidt tot werken waarin taal, muziek en de betekenis van woord en gebaar samenkomen.

Met deze extra snaar op haar harp is Lonstrup naar Beetsterzwaag afgereisd. In Kunsthuis SYB werkt zij aan een installatie waarin de partituur van Speak if you can, otherwise sing it de hoofdrol speelt. Deze partituur is volledig gebaseerd op een gesprek dat zij voerde met een muziektherapeut over de potentie van muziek voor mensen met afasie. Door zinnen aan een melodie te verbinden leren mensen met afasie opnieuw de woorden te vinden en te spreken. In eerste instantie nam Lonstrup het gesprek over deze methode op om alle informatie die erin geregistreerd zat te kunnen terughalen.“ Maar, ik merkte in dat gesprek dat mijn eigen antwoorden net zo afatisch waren als die van een afasiepatiënt.” De veelvuldige ‘uhuh’, ‘ja’, ‘ok’ en ‘hmmm’ van iemand de stiltes in hetgesprek opvulde met bevestigende klanken klonken mechanisch als een sample. Die constatering leidde ertoe dat Lonstrup het gesprek zelf tot onderwerp maakte. Zij transformeerde het gesprek in een partituur voor een koor en maakte van haar eigen conversatie een muziekstuk waar nauwelijks iets van zijn oorspronkelijke betekenis uit te herkennen valt.

Het gesprek is uitgemond in een muzikale compositie die te zien en te horen was in het Rabobank gebouw in Beetsterzwaag. Het muziekstuk wordt begeleid door beelden van zes projectoren. De kunstenaar ziet het muziekstuk als een transformatie van het gesprek, waarin niet de betekenis van de woorden voorop staat, maar de manier waarop ze worden uitgesproken en gezongen. Het stuk bestaat uit twee partijen, een solopartij die de stem van de muziektherapeut zingt en een meerstemmig koor dat de stem van de kunstenaar vertegenwoordigt. De stemmen wisselen elkaar niet af zoals je verwacht van een gesprek. Je hoort de woorden door elkaar gesproken, af en toe herkenbaar en soms volledig opgaand in een brei van woorden. Deze brei komt voort uit het veelvoudige vertalen dat Lonstrup’s werk karakteriseert. Lonstrup beweegt zich tussen vertalingen waarin betekenissen verloren gaan of juist ontstaan.

Onverwacht grappig is deze kakofonie van taal, een effect waarvan Lonstrup zich bewust is. “Ik denk dat de humor ligt in de transformatie van het een in het ander, van iets alledaags als een gesprek naar een muziekstuk. Zo kun je iets vanzelfsprekends tot iets absurds maken. Ik probeer de grenzen van een systeem te vinden en die op te rekken.”Deze grenzen komen samen in de bewust gekozen, benauwde, vierkante ruimte waar het werk van Lonstrup te zien was. Het geeft de toeschouwer een opgesloten gevoel. Naast dat taal ons contact laat maken met anderen en een weg is ‘naar buiten’, kun je ook gevangen zitten in taal, erin verstrikt raken.“Deze manier van opgesloten of verdwaald zijn in taal is het uitgangspunt bij al mijn werk” Juist dit laatste, het verdwalen in taal lijkt te overstemmen.“Uiteindelijk gaat het mij om de onzin in de taal.”

Dit artikel is voortgekomen uit de workshop kunstkritiek gegeven door Tubelight redactrice Nathalie Hartjes in samenwerking met Kunsthuis Syb tijdens de 6e Sybren Hellinga Kunstprijs. Tubelight is een platform voor jong opbloeiend schrijftalent en wil dit graag verder stimuleren door het geven van workshops.