Danielle van Ark

Lotte Batelaan

Please be careful, hold your kids and dogs, fragile floor piece’ staat er met hoofdletters aangekondigd bij de studio waar dit jaar werk te zien is van de Nederlandse kunstenares Danielle van Ark. Op de grijze betonnen vloer ligt een groot zandtapijt, vandaar deze waarschuwing. Het vloerwerk waarin persoonlijke en westerse symbolische afbeeldingen zijn verwerkt heeft verder het uiterlijk van een Perzisch tapijt. In een open beeldvlak in het midden zijn verschillende symbolen te vinden. Geabstraheerde dieren of beeldmerken die in hun eenvoud, gestileerde uiterlijk en door hun herhaling aan stempels of hiëroglyfen doen denken. We zien vier kleine schildpadjes, het beeldmerk van Fred Perry (bestaande uit twee naar elkaar toegekeerde lauwerkransen) en Nike ‘swooshes’ die tezamen een bloem vormen. Het opvallendst zijn de verschillende afbeeldingen van adelaars. Twee van de beeltenissen van de adelaars zijn gekopieerd uit Marcel Broodthaers’ Département des Aigles, uit zijn imaginaire Musée d’Art Moderne (1972). Adelaars die bij Broodthaers al onttrokken waren aan bestaande representaties, en hier door Van Ark ingezet worden in dit tapijt, wat geen echt tapijt is en waarin de restvormen (de vloer) evenzeer beeld zijn als de vorm (het opgelegde zand).

Van Ark speelt wel vaker een spel met de verdubbeling van representaties waarin er ‘representaties van representaties’ ontstaan. Zoals ook de grote collageachtige zwart-witfoto’s aan de muren uitvergrotingen zijn van bestaande, bewerkte archieffoto’s. Foto’s, die op hun beurt reproducties zijn van een schilderij van Rubens en een ruimtelijk werk van Picasso. De kleine zwart-witfoto aan de andere kant van de ruimte is ook een representatie, een zelfportret ditmaal. Op de foto toont de kunstenares de tatoeage aan de binnenkant van haar onderlip. ‘AP 1/1’ heeft zij hier laten tatoeëren, een tamelijk letterlijke artist proof waarin zij een statement van haar kunstenaarschap en het belang daarvan in haar leven laat zien. Maar ook van de originaliteit van zichzelf en haar werk; er is hier immers maar één versie uit één origineel, ‘1/1’. Glimlachend vraagt ze zichzelf hardop af hoeveel afdrukken ze van deze foto zal laten maken. Met relativering en zelfspot vertelt Van Ark verder dat deze handeling geïnspireerd is op een verschijnsel uit de jaren tachtig waarin jongeren en masse het woord punk, of iets anders ogenschijnlijk origineels op hun onderlip lieten tatoeëren.

Twee andere werken bevinden zich in een verder gelegen atelier, waarin van de vloer tot aan het plafond, tussen stukken marmeren platen, trofeebekers op elkaar zijn gestapeld en zo een soort totempalen vormen. Aan de andere kant van de ruimte hangt een merkwaardig klein, open houten kastje dat volgestopt is met spulletjes. Een aantal objecten zijn erg herkenbaar en doen denken aan verzamelingen die we bijna allemaal wel uit onze kindertijd bewaard hebben: een gipsen afdruk van een gebit, edelstenen, een kitsch uilenbeeldje, veren, een schedel van een dier, stukken marmer, voetstukjes van trofeebekers, halskettingen en oude glazen en flessen. Parafernalia van de kunstenares uit haar jeugd, denk ik aanvankelijk. Maar andere objecten maken mij achterdochtig. Wat doet dat blikje cola, die fles Ketel 1-jenever en die spuitbus gouden acrylverf daar bovenop het kastje? Is die spuitbus soms gebruikt bij het goud spuiten van de andere studio waar ik net vandaan kom? En dat glas gevuld met lege vullingen van een vulpen?

Hoewel die inktvullingen nu juist zo herkenbaar zijn  ik herinner me deze vroeger zelf te sparen  vraag ik mij af of deze vullingen het overblijfsel zijn van een serie van Van Ark, die vorig jaar te zien was op de Rijksakademie. In The Work of Art in the Age of Mechanical Reproduction (2012) waren handgeschreven kopieën te zien van een aantal klassiek geworden studies naar ‘het kijken’. Met vulpen schreef Van Ark het boek van Walter Benjamin over, maar ook The Origin of the Work of Art van Martin Heidegger, Regarding the Pain of Others van Susan Sonntag, en Ways of Seeing van John Berger. Verzamelingen van vroeger gaan hier ogenschijnlijk over in een soort schaduwverzameling van haar eigen oeuvre.

‘Herinnering 1997, met dank voor uw support’ staat er op een naamplaatje op het voetstuk van een bokaal in het kastje te lezen. Ik merk dat ik het ondertussen niet meer helemaal snap en dat dit voor mij haar werk typeert. Het is echter een prettig niet-snappen, omdat haar werk nergens hermetisch wordt doordat voelbaar is dat het met zorg en aandacht gemaakt is. Alsof er overal een gedachte achterzit, hoe verwarrend, onberedeneerd en persoonlijk ook. “Alles is intuïtief bij elkaar gezocht, zonder spastisch na te denken of alles precies klopt”, vertelt Van Ark. “Het is allemaal door mijzelf gemaakt en daardoor weet ik dat de dingen bij elkaar horen.” Het lijkt me heerlijk om met die gedachte te kunnen werken. Het is ook fijn, zo blijkt, om op die manier naar haar werk te kunnen kijken.